IgM (Immunoglobuline M) is een type antilichaam dat de eerste verdedigingslinie van het lichaam tegen infecties vormt. Het speelt een sleutelrol in de vroege reactie van het immuunsysteem door snel binnendringende pathogenen te herkennen en aan te vallen. Bij diagnostische tests worden de IgM-niveaus gemeten om recente infecties, zoals de ziekte van Lyme veroorzaakt door Borrelia burgdorferi, op te sporen. De aanwezigheid van IgM-antilichamen in het bloed duidt doorgaans op een recente blootstelling of actieve infectie en biedt belangrijke informatie over de vroege stadia van de immuunrespons.
IgM-tests zijn belangrijk bij de diagnose van de ziekte van Lyme omdat ze helpen bij het opsporen van een vroege infectie. IgM-antilichamen tegen Borrelia burgdorferi verschijnen meestal binnen een paar weken na infectie, waardoor deze test nuttig is om recente blootstelling aan de tekenbacterie vast te stellen.
Personen die door een teek zijn gebeten of in gebieden zijn geweest waar de ziekte van Lyme veel voorkomt en symptomen vertonen zoals koorts, huiduitslag (erythema migrans), vermoeidheid en gewrichtspijn, moeten een IgM-test ondergaan. Vroegtijdige opsporing is cruciaal voor een effectieve behandeling.
Positieve IgM-resultaten, vooral in combinatie met symptomen en mogelijke blootstelling aan teken, leiden meestal tot een snelle behandeling met antibiotica. Vroegtijdige behandeling is cruciaal om de progressie van de ziekte van Lyme naar ernstigere stadia, die de gewrichten, het hart en het zenuwstelsel kunnen aantasten, te voorkomen.
Vals-positieve resultaten bij IgM-tests kunnen het gevolg zijn van kruisreactiviteit met andere bacteriën, eerdere infecties of bepaalde auto-immuunziekten. Daarom worden positieve resultaten van een IgM-test meestal bevestigd met aanvullende testen, zoals de IgG-antistoftest of Western blot.