Secundaire galzuren worden in de dikke darm gevormd door bacteriële omzetting van primaire galzuren die oorspronkelijk in de lever zijn gesynthetiseerd. Hoewel zij een rol spelen bij de spijsvertering en microbiële regulatie, kunnen verhoogde niveaus wijzen op dysbiose, overmatige vetinname of een veranderd galzuurmetabolisme. Sommige secundaire galzuren, zoals deoxycolzuur (DCA) en lithocholzuur (LCA), worden in verband gebracht met mucosale irritatie, ontsteking en een verhoogd risico op colon- en rectumaandoeningen wanneer ze langdurig verhoogd zijn. Het meten ervan in ontlasting helpt bij het beoordelen van de activiteit van de darmmicrobiota en de status van galzuurontgifting.
Het zijn galzuren die door darmbacteriën worden gevormd uit primaire galzuren die in de lever ontstaan.
Om de microbiële activiteit, vetvertering en mogelijke mucosale effecten gerelateerd aan de omzetting van galzuren te evalueren.
Het kan dysbiose, een hoge vetinname of vertraagde darmpassage aangeven en kan bijdragen aan ontsteking van de darm.
Niet per se. In kleine hoeveelheden helpen ze de spijsvertering, maar chronisch verhoogde niveaus kunnen irriterend of pro-inflammatoir zijn.
Dieet (vooral vet en vezels), de samenstelling van microben en de efficiëntie van de recycling van galzuren spelen allemaal een rol.